Toen ik uit de gevangenis werd ontslagen stond mijn moeder bij de poort.
Drieënnegentig is ze en beginnend dementerend.
Altijd is ze achter me blijven staan, ondanks wat ik deed en ik heb veel gedaan.
Dingen die je min of meer zou kunnen begrijpen als je de omstandigheden zou kennen, maar ook hele slechte dingen die lastiger te verteren zijn.
"Nou ja, zolang lang je niemand hebt vermoord, blijf je mijn zoon."
De afgelopen weken heb ik er steeds aan gedacht. Moet ik het haar vertellen? Haar beginnende dementie zou het wellicht gemakkelijker voor haar maken...
De scherpe kantjes er vanaf halen...
Ze trouwde met mijn vader, die haar grote liefde was. Stapel was ze op hem, terwijl ze alles wat hij deed in het leven verafschuwde. Zijn louche handeltjes, zijn geflirt met de vrouwtjes, maar bovenal zijn onbeheersbare woedeaanvallen, waar zowel ik als mijn broers en zusters, onder gebukt gingen.
"Waar de twee uitersten haat en liefde samenkomen", zei ze, "ik kon hem gewoon niet verlaten en naarmate ik meer van hem hield werd zijn brute gedrag naar jullie toe alleen maar erger. Alsof mijn liefde voor hem gecompenseerd diende te worden".
Mijn vader was op zijn best al villein en onbetrouwbaar. Alles rondom hem was vergezeld met angst. Angst als schaduw.
En een schaduw is groter dan het object wat die schaduw veroorzaakt.
Maar als hij thuiskwam en de deur behoedzaam achter zich dichtdeed, wisten we er wat aan zat te komen.
Later begrepen we dat hij dan iets had verloren. Geld bij het gokken of een dealtje. Soms had hij een afwijzing geïncasseerd van een of ander mokkel.
Dan begon het slaan. Eerst met vlakke hand.
Later met een stok of een riem.
Voor ons jongens was dát nog niet eens zo erg. De blauwe plekken waren met een paar dagen wel weer genezen.
Wat meer pijn deed, was dat hij ons dan dagen negeerde.
Hij verbood dan zelfs moeder om ons te troosten.
De zussen kregen geen slaag.
Zij werden één voor één, ja, na elkaar, de slaapkamer in geroepen.
Al die tijd zat moeder dan met de handen voor haar ogen of met de vingers in haar oren in de keuken. Schijnbaar niet in staat om zich te verroeren.
Jaren na de gewelddadige dood van mijn vader, zei ze dat zijn dood een einde aan haar verscheurdheid had gemaakt:
"Ik kon gewoon verdrietig zijn om zijn dood, omdat hij geen oneindig leed meer kon veroorzaken".
Ja, mijn vader is vermoord. Hij werd 's nachts drijvend in het water langs de Omringdijk gevonden. Een man die zijn hond uitliet, merkte hem daar op.
"Meerdere steekwonden in de borst", vertelde de politieman later.
De moordenaar is nooit gevonden en dat kan mijn moeder slecht verdragen.
"Het is onrechtvaardig", roept ze nog steeds getergd uit als ze weer eens in de krant leest dat er iemand is vermoord waarna de dader is ontkomen.
‘s Avonds laat liep hij vloekend en tierend over de Ringdijk. Dat hij zo dadelijk heel kalm thuis de deur achter zich dicht zou trekken was mij wel duidelijk.
Dat mocht niet langer gebeuren.
Dat hij van achteren werd beslopen, heeft hij niet gevoeld.
Wel dat hij meerdere keren met een mes werd gestoken.
Maar ga ik haar vertellen dat ze al jaren in de ogen van zijn moordenaar kijkt?
Natuurlijk is dit niet precies hoe ik het tijdens de les heb verteld. Er is bij het opschrijven wel gesleuteld aan de zinnen. En Yvonne heeft er wat ‘lezersservice’ aan toegevoegd. Waarvoor dank.
Met groeten Ton
4 opmerkingen:
ik kan me voorstellen datje de opgave “drama” moeilijk vond, maar toen ik je epistel las “zat” ik wel gelijk helemaal in het verhaal en vergat ik eigenlijk dat het niet echt was. Goed gedaan Ton!
Hoi Charlie, Dank voor het compliment. Met groetenTon
Wat spannend en wat een goed stuk, je wordt er in meegetrokken.
Hoi Antoinette, Dank voor het compliment. Met groetenTon
Een reactie posten