zondag 17 maart 2024

Camino Mozárabe, dag dertien.

Cerro Muriano, 2634 stappen.

De Sierra Morena, die doorkruisten we gisteren. Vanuit Cordoba, dat in een dal ligt en waardoor het er in de zomer snikheet is, klommen we 500 meter. Eenmaal boven hoefde we nagenoeg niets te dalen om in het dorp te komen omdat dat op de hoogvlakte ligt. De Sierra Morena wordt bezongen in het Mexicaanse lied Cieltio Lindo. Niet dat dat heel belangrijk is, maar wij vinden dat lied zo leuk en dan zijn dit soort feiten ineens interessant.

Andalusie is een arme deelstaat van Spanje. De laatste anderhalve week doorkruisten we zeeën, wat zeg ik: oceanen van olijfbomen. Gigantische landerijen die beslist geen eigendom zijn van keuterboertjes. In Spanje is er veel grootgrondbezit en dat lijkt met die olijfgaarden ook het geval. 
De dorpen die we doorkomen zien er pover uit en de werkmannen die we ‘s morgens in de bars en op de velden tegenkomen zien er vaak sjofel uit met slecht verzorgde gebitten.

Tot nu toe slapen we best veel in hostals. Dat komt omdat er in de meeste dorpen en steden geen herberg is. Vanaf Cordoba tot Mérida staan er meer relatief nieuwe herbergen in de boekjes. Dat komt volgens de eigenaar van het hostal, waar we nu verblijven omdat deze route drukker wordt.

Tot zover wat algemeenheden.

We sliepen goed vannacht maar wel laat. Dat heeft te maken met de gehorigheid van de kamer. Die ligt precies boven het restaurant en de TV die de hele avond aan stond met voetbalwedstrijden maakte behoorlijk kabaal. Dat duurde tot 24.00 uur want dan sluit de tent.
Dat later slapen kunnen we inmiddels weer aan omdat we na twee weken inspanningen niet meer zo afgepeigerd op de eindbestemming aankomen.

Vanmorgen werden we trouwens pas om half negen wakker (hoezo niet meer afgepeigerd?) en gingen we voor een koffie en thee naar een bar wat verderop.



We passeerden een churroskiosk waar twee dames druk bezig waren.

Eenmaal in de bar wilden we een broodje, maar misschien hebben ze ook churros met chocolade, riep ik Rick nog na toen hij ging bestellen.
Toen hij naar buiten riep hij me toe dat hij de churros bij de kiosk moest kopen en die dan gewoon op het terras kon opeten.


Vier stuks samengebonden met een taai stuk gras.

Goed, wij hadden meer dan voldoende aan ieder twee van die dingen.



De mensen aan de tafel naast ons gingen er voor: 12 stuks met drie personen.
Trouwens, in heel Andalusië heten ze churros maar in de provincie Cordoba is dat Jerindo.

Daarna wandelden we een klein rondje door het dorp. Een beetje een moeilijk te plaatsen dorp. Geen oude kern te zien, een kerk uit 1976, een beetje een vakantieparkgevoel, grote huizen op idem percelen en er is een flinke militaire basis. Weinig samenhang, maar overal van die prachtige eeuwenoude eiken en parasoldennen.

Vervolgens zaten we een tijdje op een bankje en zagen het dorpse leven aan ons voorbijtrekken.

De route naar en door het dorp is aantrekkelijk voor wielrenners en motoren. Motoren verschijnen altijd in groepjes en maken vaak onnodig veel herrie. En daar heb ik een broertje aan dood. Naast zinloos geweld is zinloos geluid bijna net zo ontregelend.


Zittend op ons bankje kwam er een groepje motoren voorbij waarbij er een berijder steeds een berg gas gaf en op een achterwiel reed waarbij hij vlak voor het zebrapad onderuit ging. Tja, toen was de pelgrim even niet thuis en kon ik echt niet denken: o jee, wat naar voor die man. Ik dacht alleen maar: alles heeft consquenties. Gelukkig doet hij dit zichzelf aan en rijdt hij niet je moeder of broer overhoop.

De motor staat hier alweer rechtop en de berijder zat wat verderop op de grond van de schrik te bekomen. Na een kwartier tranen plengen bij de krassen op het motorvlok en de deuk in de tank kon er weer verder worden gereden.



Wat later kwam er een paard en wagen voorbij. Je maakt toch wat mee op zo’n dag.

Inmiddels zijn er twee pelgrims bijgekomen. Het wordt druk op de route.


Met groeten Ton

3 opmerkingen: