Leek het maandag wel lente, gisteravond gingen de poorten van de windfabriek weer wagenweid open. De hemelsluizen ook trouwens.
Om twaalf uur zou hospice collega B komen om te jutten. Kom, dacht ik om 8.45, meteen op de fiets en naar Den Burg voor de boodschappen, dan ben ik om half elf weer thuis.
Half twaalf kwam ik lopend en doorweekt thuis.
De klacht die ik heb over de eindeloze, rechte en in open veld liggende Pontweg probeerde ik vanmorgen te ontwijken door een alternatieve route te volgen waarvan het laatste deel over de Waddendijk liep.
Dan fiets ik in ieder geval lekker drie kilometer in de luwte van de dijk. Dacht ik.
Niet dus. De wind ging precies in de lengte richting over de dijk. Dus dat werd drie kilometer klunen.
Nou ja, wel een afwisselende tocht en ik kwam over wegen die ik nog niet begaan had.
Om twaalf uur eerst een broodje en een kopje koffie en op pad.
Het werd een wandeling om de Mokbaai. Gezellig keuvelend........ Nee da's niet waar. Soms keihard schreeuwend om boven de wind uit te komen maakten we een heerlijke tocht van twee uur. Niets gejut trouwens. Maar ook hier begaf ik me/begaven we ons, op nieuw terrein.
Het eiland van de duizend meertjes.
Vloedlijnen.
Kijk de dames laten het gras op een biljartlaken lijken.
Een beetje door de wimpers kijken en het lijkt wel een rotsachtige kustlijn.
Met groeten Ton